2 juli Turckheim - Turckheim (95km)
Zonder tassen is de fiets zo licht als en veertje. Dat gewicht heeft me de hele tijd tegen de weg gedrukt. Nu lijk ik te zweven, toch raak je daar ook weer snel aan gewend. In Munster begint de weg omhoog te lopen. Munster is de stad van de Munsterkase, Le Petit Munster, een stinkkaasje dat ik vanochtend met een stuk stokbrood met smaak heb gegeten. Naar La Schlucht is het 18 km. Borden van de Tour staan al klaar. Ik begin te klimmen en let op de tijd. Zonder bagage gaat het een stuk rapper, ik heb volgens mij een behoorlijk tempo dat ik tot boven vol kan houden. De haarspeldbochten zijn er, het uitzicht over het dal waar Munster in ligt ook en het beenritme is goed. Deze klim is niet echt pittig. De weg loopt geleidelijk omhoog door een vochtig bos. Het is aan het motregen, detop was al niet zichtbar, want verdwenen in een mistbank. Duitse motorrijders passeren. BMW‘s. Voor me zie ik een renner, geen tempo heeft die kerel. Ik versnel en passeer, dus parkeer die vent. Ik heb nog over want het hogere tempo vormt geen probleem. Ik blijf dit volhouden tot de top. Er zou een schitterend uitzicht over een dal moeten zijn, maar een dichte lichtgrijze mist blokkeert alles, het regent hier ook hard. Ik kijk op mijn horloge, heb ongeveer veertig minuten gedaan over de klim. Officieel is de klim naar de 1258 meter hoge La Schlucht 13 km lang, dus mijn gemiddelde snelheid was 18 km per uur, wat niet verkeerd is. Ik schat dat de echte jongens hier heel hard naarboven kunnen knallen. Maar deze col moeten ze beklimmen na 220 kilometer koers, dan is het allemaal net wat zwaarder. Toch moet Boogerd hier weg kunnen springen. De gast die ik inhaalde blijkt een geloste uit een pelotonnetje, de rest staat op hem te wachten en juicht als hij na een minuut of tien aankomt. Hijzelf juicht niet.
In een cafe drink ik een cafe au lait. De rest van de gasten bestaat uit renners en motorrijders. Het pelotonnetje maakt foto‘s van zichzelf, ze rijden in de rondte met een busje achter zich aan - de bezemwagen. Bij het raam zit een mooie blonde vrouw, haren strak in een staart, gladde benen en fijne borsten die goed uitkomen in haar renners-outfit. Meestal hebben vrouwen die fietsen dikke reten, maar zij niet, een superslanklichaam. Maar ik zit hier niet om naar vrouwen te kijken, ik moet verder, naar de Grand Ballon.
Weer de regen in. Dat valt tegen, maar als je een tijdje op de fiets zit merk je er weinig meer van, dat wil zeggen, je lichaam is in en soort negeerstand geraakt die geen invloeden van buitenaf meer toelaat. Ik volg de Route des Cretes, normaalgesproken een schitterende weg met ongelooflijke uitzichten, maar ik zie niks - ik zie een witte muur om me heen, ik mag blij zijn dat ik de strepen op de weg kan volgen. Regen, mist - ongunstige omstandigheden, ik probeer een hoog tempo aan te houden om warm te blijven. Om me heen moeten volgens de kaart allemaal toppen liggen. Het moge duidelijk zijn dat ik ook daarvan niks meekrijg, alleen een stijging of daling in de weg voel ik. Dit in overweging nemende zie ik af van de klim naar de Grand Ballon, je te barsten trappen en geen klote zien, dat is het niet. Ik daal af van de Col du Platzerwasel. Een steile prengel. Wel minder mistig. Ik zie gasten op mountainbikes omhoogkomen. Ze trappen een babyverzetje. Wat belachelijk is, ga dan lopen. Ik vind dat je wel met een redelijk verzet omhoog moet komen, anders kun je beter thuisblijven. Maar ze zijn al wat ouder en iedereen moet eigenlijk ook zelf weten hoe die een berg beklimt - voor hetzelfde geld lagen ze thuis op de bank voor de tv, het valt te prijzen dat ze nog enige inspanning leveren. Ik moet vol in de remmen om een haakse bocht niet te missen - echte afgronden zijn hier niet, maar een boom kan ook hard aankomen.
Beneden eet ik een powerbar en sla een smal weggetje in richting Petit Ballon. De Grand Ballon beklim ik dan wel niet, de Petit Ballon dus wel. Die is wat minder hoog (1267 meter) maar het regent niet en de uitzichten onderweg zijn super. Hier komen ook geen auto‘s of motors of wat dan ook. Ik ervaar ten volle het geluk van de eenzaamheid. Alleen zo‘n col beklimmen, het geluid van fluitende vogels in je oren en de geur van bos en weilanden in je neus. Er zitten wel wat steilere stukken in, waardoor deze beklimming eigenlijk zwaarder is dan La Schlucht. Ik let niet meer op detijd, maar wil wel in een goed tempo omhoog. Op een gegeven momnet heb je je tempo te pakken, je eigen tempo, je valt samen met je mogelijkheden en wordt in principe niet moe, zou zomaar door kunnen fietsen naar 8000 meter of zo. Maar de weg begint al weer omlaag te lopen. Wat wandelaars zitten in het gras te picknicken, wat toch niet echt geweldig moet zijn, want hier op de top regent het weer. De GR-paden lopen ook door de Vogezen. De Grande Randonnee, gemarkeerd met een roodwit balkje, die ik zo goed ken van mijn voettochten door de Ardennen met Guido en later met Charles. Jammer dat Charles, mijn beste vriend eigenlijk, er nu niet bij is. Met hem kan ik altijd goed ouwehoeren en we naaien elkaar ook op - met hem erbij zou ik La Schlucht binnen het half uur hebben gedaan. Ik moet hem weer eens bellen als ik thuis ben. Ik daal. Voor me zitten twee auto‘s, die remmen bij elke bocht, en daardoor ik ook. Daar heb ik geen zin in. Ik wacht een tijd tot ze zijn verdwenen en suis dan verder naar beneden. Richting camping. Dit rondje was toch een kilometer of negentig.
In het dorp bestel ik een tartine flambert Strassbourg, een soort minipizza met Straatsburgse worstjes. Als eerbetoon aan dat maffe fluitende echtpaar. Het is zaterdagavond, mensen hebben zich opgemaakt om uit te gaan, te eten, wijn te drinken. Ik keer terug naar de camping. De Deense familie is er nog, de meisjes gaan douchen. Ik lig op mijn matje en staar naar de gaten in het bladerdak tot het donker wordt.
(foto)
(3 juli Turckheim - Basel)