zaterdag 22 juli

De hoofdpijn is weggetrokken, teveel zon op m'n kop gehad, denk ik.
Tussen berken door beginnen we weer te lopen. Een grote hangbrug over
een woest stromende rivier waar Charlie bewonderend bij blijft staan,
het woeste water symboliseert kracht, snelheid en vergankelijkheid,
geen moment is ook maar een molecuul water op dezelfde plek. Hier
neem je niet graag een duik.

Het pad is zanderig, een keer niet voortdurend die rotsen, dat
is wel eens fijn, we zijn nu in Padjelanta nationaal park, waar ik
dus met Guido en Marc ook was in 1994, maar nu een op een stuk waar
we toen niet geweest zijn. Links de vierkoppige Akka, een massieve
berg (maar noem mij eens een berg op die niet massief is), we moeten
eromheen om in Sarek te komen. Akka betekent overigens vrouw in het
Laps. Charlie is een kleine stip ver achter me, hij heeft erg veel
last van z'n achillespees, dat ziet er niet goed uit. We pauzeren en
overleggen over de route, het is ongunstig met hielproblemen aan
Sarek te beginnen, Charlie zegt dat het aan z'n schoenen ligt, hij
maakt ze half los om beter te kunnen lopen. We duiken Sarek in.

Een rivier volgen we stroomopwaarts, een echt pad is nergens te
bekennen. Het begint te regenen, dat hing al een tijdje in de lucht,
we verlaten de rivier en gaan hoog lopen, denkende dat daar een
gunstigere route te vinden is. Dat valt vies tegen, we moeten ons een
weg banen door keelhoge struiken en moerasgebieden, af en toe
schrikken we een vogel op die verdacht veel weg heeft van de famous
grouse (van de whisky weet je wel), ze maken diepe keelgeluiden en
vliegen dan half weg, echt vliegen kunnen die beesten niet, in paniek
raken lukt ze wel. Het is niet onze bedoeling hier wat loopvogels gek
te komen maken, het is de bedoeling dat we vooruit komen, en dat is
nou juist wat we niet aan het doen zijn. We zijn echt aan het afzien
en komen geen meter verder. Ondertussen zijn we zeiknat aan het
worden. Op de kaart staat een zwart driehoekje, het teken voor een
Lappenhut, daar moeten we heen, maar het ding is nergens te bekennen.
Als we de hoop op het vinden van dat ding eigenlijk al hebben
opgegeven, zie ik in de verte een soort groene molshoop, dichterbij
gekomen blijkt dat de hut te zijn, zo'n typisch Lapse plaggenhut. Het
ding is niet in beste staat, overal gaten en zo, maar toch gaan we er
zitten schuilen en met kokend water voor thee en een maaltijd is het
zelfs geen onaardige plek. In de houten balken staan namen gekrast en
jaartallen, er zijn gasten bij die al twintig of dertig jaar geleden
hier waren en nog langer gelden, een redelijk oud hutje dus. Onderweg
heb ik een gedeelte van een rendiergewei gevonden, die vind je hier
behoorlijk makkelijk, ik bewaar 'm voor Cole.

De vallei is dichtgetrokken met nevel en regen, de bergen zitten
ingepakt in een grijze deken. Ik poets m'n tanden bij de rivier, dat
doe je dan nog steeds, terwijl je de rest van je hygiene makkelijker
overslaat, een keertje goed je lul wassen bijvoorbeeld is geen pretje
in een rivier vol ijskoud stromend water. Het begint hard te regenen.
De tent is in orde, als dat niet zo was, lagen we nu in een poel
water. Het lijkt erop dat in Sarek nooit de zon schijnt.


zondag 23 juli