zondag 16 juli
De stad is leeg, in een park is leven. Charles, die ik graag Charlie
noem, heeft oog voor een Deense blondine in bikinitop, ze houdt met
een vriendin een balletje hoog, wat best uitzonderlijk te noemen is.
Charlie heeft nog steeds liefdesverdriet, sinds hij en Kim uit elkaar
zijn heeft hij het moeilijk. De dood van z'n oma, die hem zowat
opgevoed heeft, houdt hem voortdurend bezig, dan weer is hij
melancholisch, dan weer gevoelig, of anders slaat hij er zich met
banale humor erdoorheen. Ik zoek naar manieren om hem op te peppen,
maar slaag daar zelden in. De tocht die we samen gaan maken is voor
Charlie een soort van herstart, het opfrissen van z'n leven, hoofd
leeg maken, fit raken en nergens meer aan denken, zeker niet aan zijn
werk als vormgever, waar hij ongeveer vijftig uur per week mee bezig
is, dat slokt hem zodanig op dat hij in het weekend half dood is.
Regelmatig was hij op zaterdagavond met wat maten te vinden in een
Sittardse kroeg, om flink wat pilsjes naar binnen te werken, het
verdriet weg te drinken. Onze mentale en fysieke gesteldheid kon in
feite niet meer verschillen: Charlie gebroken, ik topfit en verliefd,
ergens zullen we wel bij elkaar komen.
Als ik Denen hoor praten moet ik altijd denken aan Festen, de
geniale dogmafilm van Thomas Vinterberg, de taal heeft iets vulgairs,
tegelijkertijd denk je dat je alles verstaat - maar een verhandeling
over het Deens, daar heb ik geen trek in, we moeten weer de trein in,
naar het noorden. Tussen Kopenhagen en Malm is een brug gebouwd, een
leuk staaltje civiele techniek. Ik word langzaam misselijk van de
airco, Charlie praat graag over wat hij ziet. In Sodertalje, een
anoniem voorstadje van Stockholm stranden we. Een hoog viaduct, een
troosteloos station en een leeg parkeerterrein, waar af en toe een
auto (doorgaans een Volvo) stopt om een reiziger op te pikken, in
deze omgeving zitten we een uurtje of drie vast. Als de duisternis
valt komt de trein naar Narvik.
Charlie pakt een blikje bier, ik neem een thee. In de
restauratiewagon, die redelijk comfortabel is ingericht, zitten we te
mijmeren over het noorden. Een jongen komt bij ons zitten, een Zweed
van Kroatische afkomst, we praten wat. Hij heeft een Duitse vriendin
die pilote is, hij vergelijkt Zweedse meisjes met dead fish, een
vergelijking waar Charlie en ik ons onmogelijk in kunnen vinden. Deze
nachttrein is vrijwel altijd bomvol, de jongen moet de hele nacht
staan, Charlie nodigt hem uit om bij ons in de coupe te komen liggen,
daar is toch een bank over. Wat dat betreft is Charlie veel socialer
dan ik. Dat die gast het lekker uitzoekt met z'n dooie vissen zou ik
denken, maar zulke botte gedachten zijn nergens voor nodig.
We pitten, het word snel lichter, we naderen de poolcirkel
tenslotte. Halverwege is de Kroatische Zweed verdwenen. Silhouetten
van naaldbomen schieten voorbij, slapen in een rijdende trein is
wakker worden in een andere tijd. Je hebt het gevoel dat je
vooruitgaat, dat je niet maar wat zit te wachten.
maandag 17 juli