woensdag 26 juli
We dalen af naar Vaisoluokta, we zien Akkajaure, het meer dat we
vijf dagen geleden vanaf een boot zagen. men is druk bezig nieuwe
huisjes te bouwen. Zeer strak en beschilderd met aangename, bijna
hippe kleuren. Vakantiehuisjes zeker, dat verklaart ook waarom die
familie met die Ikea-voorraad de boot op ging. Je kunt je slechtere
plekken bedenken om een vakantiehuisje te hebben. We zweten, de
temperatuur is weer behoorlijk op aan het lopen, muggen zitten in je
nek. Langs het Akkajaure lopen we richting Noorwegen. Het pad loopt
door moerassen, tussen berkenbosjes door, door hoog gras, door
blauwgekleurde bloemen, door lage struiken, door hoge struiken, en we
stijgen. 'Pam, pam!' We zitten in Vietnam, lopen tussen manshoog gras
door, Charlie gaat op een knie zitten en geeft het teken dat ik een
andere richting moet kiezen. We zijn langzaam maar zeker de uitputting
aan het naderen. Het pad lijkt makkelijk, vriendelijk, maar is
ongemerkt een sloper. Op loopplanken lopen we door moerassen, ik glij
onderuit, niks aan de hand, maar als je fris bent gebeurt je dat
niet. Mechanisch loop ik veder, niet omdat ik het fijn vind, maar
omdat het moet, je kunt er niet bij gaan liggen, toch doen we dat bij
een rivier. Het water komt helder, glinsterend en gewoon lekker naar
ons toegestroomd, ik wil hier blijven liggen en niet meer opstaan. We
zeggen niet veel meer, te moe om te spreken. Lopen, weer lopen. De
rugzak weegt niks meer, maar trekt je toch nog omlaag, ik voel dat ik
afgevallen ben.
Halfdood bereiken we weer een hut, daar doen we een tijdje niks,
gewoon wat hangen op de schuimrubberen matrassen, waar pas nog een
dode op heeft gelegen, zo erg stinken die dingen, maar wat maakt het uit?
Wij stinken ook. Daarom gaan we ons wassen in het meer waaraan de hut
gelegen is, Rautojaure. Het water is ondiep en niet koud, ik zeep me
in en loop een meter of vijftig het meer in, nevel hangt boven het
wateroppervlak. Ik was het vuil van me af en kijk naar Charlie.
We zijn twee naakte zwervers. Ik denk aan de teennagels van Charlie,
daar moet hij vanaf, ik bedoel van die kalknagels, anders wordt het
nooit wat met die Zweedse.
Midden in de nacht word ik wakker. Het is, zoals bekend, niet
donker, maar toch zie ik niks, de hut staat blauw van de rook. Blijkt
afkomstig van de kachel die Charlie met zowat een halve liter
Colemanfuel aan de praat heeft gekregen, was zeker een vochtig
berkenstronkje. Hij had het weer koud, dit in combinatie met de
aanwezigheid van hout en een kachel: conclusie snel getrokken. Het
helpt 'm wel, koud is het allang niet meer, binnen een uur lijkt het
of we in een sauna liggen.
donderdag 27 juli