NIETS HEEFT GEEN BETEKENIS
Raymond Cuijpers



Donderdag, 11 september 2014 - Nagoya

We vliegen laag over containerschepen en tankers om te landen op Nagoya Chubu. Met een droomhoofd
zoeken we onze tassen op. Japan was een eiland waar ik dacht mezelf nooit terug te zien, ver weg,
maar we staan er. Het was nodig omdat ik een project dat ik gestart ben met Jeroen voor mezelf
belangrijk heb gemaakt. The Act of Painting, in mijn mails en gedachten afgekort tot TAOP, een
collectief van abstracte schilders. We organiseren tentoonstellingen over de hele wereld om de
abstracte schilderijen die we maken een positie te geven in het hedendaagse kunstklimaat. Een van
de kunstenaars in het collectief is de in Tokyo wonende Mayako Nakamura. Voor onze eerste
tentoonstelling in TETEM kunstruimte, Enschede hadden we veel moeite gedaan haar werk naar Nederland
te krijgen, omgekeerd legde zij contacten met galeries in Nagoya en Tokyo. De oude ik had gezegd, ik
stuur de werken op en die spreken voor zich, maar nu vind ik dat je er als kunstenaar en organisator
zelf bij moet zijn. Met TAOP willen we meer laten gebeuren dan alleen een tentoonstelling, we willen
onze visie, ons concept uitdragen, laten groeien. Dat kan alleen als je een interactie aangaat met
de omgeving waar je werk te zien is. In het kader daarvan nodigen we bij iedere tentoonstelling een
of meerdere lokale kunstenaars uit die werk tonen en zich mogelijk aansluiten bij ons collectief.
Bovendien proberen we een discussie over abstracte schilderkunst op poten te zetten met de
kunstenaars, het publiek en eventueel curators of kunstcritici. Dit alles om de kern van ons bestaan
als kunstenaar bloot te leggen en deze in een internationale context te plaatsen.


*

Mayako pikt ons op van de luchthaven en we maken een lange trip naar Nagoya en meer bepaald de wijk
Kakuozan, waar ons hotel is. Mayako spreekt (als een van de weinige) engels, ze fungeert derhalve
als reisleider en als tolk. Na ons geinstalleerd te hebben in het familiehotel en veel gebogen te
hebben, vertrekken we naar het gedeelte van de stad waar Gallery Valeur gevestigd is. Mayako vertelt
en wij staren. Naar de elektriciteitskabels die aan palen door de straten lopen, naar de Japanse
tekens op borden en wegen, naar de huizen, de mensen. De galerie zit in een soort souterrain onder
een grauw appartementenblok. We hadden al foto's gezien van de tentoonstelling, de ruimte is geen
white cube, maar meer een kantoorachtige ontvangstkamer. Mayako stelt ons voor aan de galerie-eigenaar,
hij begroet ons opgelaten. We moeten onze namen in het gastenboek schrijven. We bekijken onze werken.
Een schilderij krijgt pas betekenis als het je atelier heeft verlaten. Welke betekenis heeft mijn
doek, met de titel Steekbal #2? En de andere werken? Hoe ziet een Japanner ze? We drinken koude
groene thee aan de tafel die in het midden van de ruimte staat. Een bezoeker, een oude man, bekijkt
elk schilderij aandachtig en bladert lang door de catalogi en de boeken die we hebben meegenomen.
We verkeren in een fysieke non-toestand, waarin we de uren hebben achtergelaten. Onze schilderijen
hebben op dit moment waarschijnlijk meer aanwezigheid. Als je bent in een ruimte die je voorheen
alleen van foto's kende zie je jezelf in het klein in het beeld dat de foto's in je hebben
achtergelaten.






























Terug in Kakuozan koopt Jeroen sigaretten bij een Seven Eleven. Aanvankelijk dacht hij dat Japan een
goeie plek zou zijn om te stoppen, maar dat idee heeft hij al na een uurtje laten varen. We eten,
geknield aan lage tafeltjes in een restaurant waar je gebukt naar binnen gaat. Jeroen ken ik van
Maastricht, Andre van de Rijksakademie. We zijn lompe Hollanders in het verfijnde Japan, mijn benen
liggen onhandig opgevouwen in het krappe kamertje, ook Andre is groot, alleen Jeroen past qua postuur
perfect in zijn omgeving.


Vrijdag, 12 september 2014 - Nagoya























De oude vrouw van het hotel heeft het ontbijt voor ons klaargemaakt en serveert het gebogen. Rijst,
tofu, krab, sojabonen, een opgerolde omelet en koude groene thee. Andre was al vroeg op pad, Jeroen
en ik eten aan de lage tafel en we kijken een ochtendshow op tv. Vandaag is een tussendag in ons
drukke schema. We bezoeken een tempel, eromheen staan ontelbare kleine Boeddhabeeldjes gegroepeerd,
ze dragen een slabbetje en sommigen een gebreide muts. Een man die zegt dat hij engels spreekt geeft
ons een rondleiding in een oude Japanse tuin. Behalve de begroeting blijkt hij echter geen woord
engels te spreken, waardoor we in het luchtledige knikken en buigen bij zijn plichtsgetrouwe betoog
over de brug en het theehuis. We drinken koffie bij Starbucks en nemen de metro naar downtown Nagoya.
Een vrouw op het station stuurt ons naar een oud gedeelte van de stad. Oude, kleine, veelal houten
huizen en smalle straatjes. Later zijn we bij Nagoya Castle. Een gigantisch bouwwerk met een robuuste
basis opgetrokken uit grote blokken steen. Dit hele gebied is in de oorlog platgebombardeerd, dus we
kijken naar een keurig opgetrokken replica van het originele castle. Hier zetelden de Samoerai, ze
keken vanuit hun hoge toren uit over de stad die zich uitstrekt tot aan de bergen. Op een zandplein
zijn kleine jongens aan het voetballen. Een trainer staat bij hen, hij laat ze op de bal dansen. We
drinken thee en bier in een soort overdekte markstraat. We discussiëren over TAOP. Wat onderscheidt
ons van eerdere abstracte schilders en welke plek willen we innemen in de huidige kunstwereld? We
geven af op het marktmechanisme dat monstrueuze vormen heeft aangenomen en de prijzen van gewilde
kunstenaars tot belachelijke hoogten heeft opgedreven. Hoe kunstenaars als Damien Hirst die wereld
manipuleren en hoe een jongen als Navid Nuur omhoog is geschoten. Andre kent hem goed. Volgens hem
zit hij in een tussenfase, om echt hoge bedragen te vragen voor zijn werk is hij nog niet groot
genoeg, waardoor hij - hoewel de hele kunstwereld hem wil hebben - relatief weinig verkoopt. We geven
er op af, maar het is dubbelzinnig. Wat als je zelf in die positie komt? Je zou niet zeggen, nee ik
doe er niet aan mee. En toch, in onze relatieve luwe positie zijn we vrijer en kunnen we meer
concentratie vinden voor ons werk.


Zaterdag, 13 september 2014 - Nagoya

Mijn stoelgang ligt stil. Door het eten, de soja en zo, en door het vervormde dag- en nacht ritme.
We doen een vergeefse poging een museum met oude Japanse kunst te vinden, drinken weer koffie en thee
bij Starbucks en begeven ons dan naar Gallery Valeur voor afsluiting van de tentoonstelling. De
galerie werkt vooral met jonge opkomende abstracte schilders. De prijzen van hun werk liggen omgerekend
rond de 300 euro. Wat behoorlijk laag is. Ik had vooraf ingeschat dat onze kleine werken goed zouden
aanslaan in Japan, maar de prijzen van ons werk liggen 3 tot 5 keer hoger dan gangbaar bij deze galerie
in een buitenwijk van Nagoya. Daarbij komt dat ik aannam dat de levensstandaard hier veel hoger zou
liggen dan in Nederland, ik had de voetballers in gedachten die aan het einde van hun carriere een
seizoen hier in de J-League kwamen spelen en binnenliepen, zoals Gerald Vanenburg. Zelfs Gene Hansen,
boegbeeld van mijn oude club Roda JC, dacht geld op te halen in Japan. Hij hield het echter maar een
paar weken vol, hij had heimwee naar Kerkrade. Het is ook een raar beeld, de schoffelaar Hansen
tussen deze verfijnde Japanners, die buigen en lichtvoetig over het veld bewegen. Dat was in de jaren
negentig. Ook Japan heeft te lijden van de crisis, waardoor het leven nu zelfs goedkoper dan in
Amsterdam is geworden.

Het souterrain is behoorlijk volgelopen, ik schat dat er zo'n dertig tot veertig mensen zijn. We
leren hoe je je moet gedragen tijdens een theeceremonie (tea celemony). De groene thee wordt in
een zelfgemaakte kom klaargemaakt, en gepresenteerd aan degene die de thee gaat drinken. De kom twee
slagen draaien met de klok mee en drinken met twee handen aan de kom. Sommige vrouwen komen in kimono.
Iedereen neemt iets te eten mee en men blijft de hele middag hangen. Nu begrijp ik beter waarom de
tafel met de stoelen zo pontificaal midden in de galerie staat, je blijft hier lang, drinkt thee,
bekijkt de werken uitvoerig, bladert door catalogi, en praat met galerie-eigenaar. De eigenaar van
ons hotel komt ook langs. Hij wijst naar mij en ik wijs naar mijn schilderij. Hij kijkt er buigend
en achteruitlopend naar. Aandoenlijk. Of is het uit eerbied? Hoe ziet men ons hier eigenlijk, als
grote kunstenaars uit Europa of meer zoals we echt zijn? Veel kunstenaars van de galerie zijn
aanwezig.



























We bladeren door de portfolio's en ik raak onder de indruk van een schilderij. In een opwelling, met
de lage prijzen in gedachten, zeg ik dat ik het misschien wil kopen.
Het is donker als we alle werken inpakken en klaarmaken voor het transport naar Hiyoshi. Als de
werken in de bus van de Japanse PostNL - het logootje is beter: een kat die een kleine kat aan zijn
nekvel in de bek heeft - zijn geladen, eten we in een restaurant, dat gerund wordt door één man. Wij
zitten aan een lange bar en hij bereid het eten. De jonge kunstenaars blijken Raoul de Keyser te
kennen, dat zag ik terug in het werk in de portfolio's. Als ik zeg dat we op de Rijksakademie les
hebben gehad van Luc Tuymans vallen hun monden open.


Zondag, 14 september 2014 - Nagoya/Fuji/Yokohama

Met Shinkansen gaan we richting Tokyo. De eigenaar van ons hotel kwam nog met zakjes geld en cadeaus,
we hadden teveel betaald en hij had Mayako gebeld. Verontschuldigend en buigend gaf hij ons de zakjes
en wij bogen terug.

In de trein denk ik aan mijn zoontje en mijn vriendin. Ik mis hen. Ik mis hen zoveel dat ik het liefst
meteen in het vliegtuig naar huis wil stappen. Sinds de geboorte van mijn zoontje ben ik uitsluitend
abstract gaan schilderen, terug naar mijn kern. Het allereerste schilderij dat ik maakte was in de
garage bij mijn ouders. Ik was 17, onder de indruk van Pollock, Kandinsky en Andy Warhol, en maakte
een puur abstract zwart-wit werk op een houten paneel. Na de kunstacademie, een misgelopen carriere
als profvoetballer en de Rijksakademie in Amsterdam, veel reizen en experimenteren werd ik door mijn
zoontje teruggeschoten naar de abstractie. Ik sloot me af van de kunstwereld en concentreerde me op
het echte schilderen. In die tijd kwam ik Jeroen weer tegen, we hadden elkaar meer dan 15 jaar niet
meer gezien en we pikten weer geestdriftig onze discussie over schilderkunst en de intuïtie op. Uit
die ontmoeting groeide het huidige collectief The Act of Painting. Onze inzet is dit abstracte denken
te laten zien, een denken dat mijn zoontje ons iedere dag op een ontwapenende wijze meegeeft. Zonder
hem besta ik niet, en zonder haar niet. Ik ben drie.

Mayako reist door naar Tokyo, wij stappen over op een trein naar Fuji. De berg die als een icoon op
mijn netvlies staat, die willen we in het echt zien. Eenmaal in de buurt zien we wel een hele brede
voet maar geen top, die is verdwenen in de wolken. Mount Fuji is de hoogste berg in de wijde omtrek
en alle wolken blijven er eraan vast plakken, soms wekenlang. Andre had vooraf alle hotels geboekt,
ook hier aan de voet van de verdwenen berg. Terwijl hij naar het hotel gaat om de boeking te annuleren
en Jeroen op een bankje een sigaret rookt loop ik in de richting van de berg. Alsof ik zo de wolken
kan laten verdwijnen. Aan een groepje taxichauffeurs vraag ik al gebarend of de wolken zullen
verdwijnen. Na de gebruikelijke spraakverwarring maken ze duidelijk dat de wolken voorlopig niet
zullen optrekken. Ze kunnen me wel met de taxi omhoog rijden, roepen ze lachend. Tenminste dat maak
ik uit hun gebaren op.























We gaan door naar Yokohama. Vinden daar een hotel in de buurt van de haven en lopen de Osanbashi Pier
op, de passenger terminal waar cruiseschepen aanleggen. Een hypermodern organisch bouwwerk; dat het
goeie architectuur is blijkt uit het feit dat het ding mooier wordt naarmate je je er verder op
begeeft, met houten tribunes, groen heuvels van gras en verschillende verdiepingen die ongemerkt in
elkaar overlopen. We kijken naar Yokohama skyline. In Yokohama Tower zien we de echo van Nagoya Castle,
de schuin oplopende robuuste basis, dit is dan toch typisch Japans. Tegen de silhouetten van de hoge
torens steekt een reuzenrad af dat elke seconde verandert van kleur.


Maandag, 15 september 2014 - Yokohama/Hiyoshi/Yokohama

Vandaag opbouw van de tentoonstelling in Casa Sakanoue. Vanuit het nieuwe, jeugdherberg-achtige hotel
in Yokohama tegen Chinatown aan, begeven we ons naar Hiyoshi. We zijn anderhalf uur onderweg. Op
het station van Hiyoshi ontmoetenn we Mayako. We kopen eerst wat eten in de supermarkt (Tokyu). Een
luxe assortiment met delicatessen en stands. We eten op de bankjes waar je mag roken. Casa Sakanoue
zit op vijf minuten lopen van het station, Mayako neemt een shortcut omhoog die leidt langs een bosje.
Een snerpend getjirp klinkt. Grote kevers die zeven jaar in de grond zitten komen rond deze periode
uit de grond en produceren met z'n allen dit hallucinerende geluid. Sakanoue is tussen twee andere
huizen gebouwd in een steil oplopend straatje. We staan hier en het oogt kleiner en tegelijkertijd
ruimtelijke dan we het kennen van de foto's. We begroeten de galerie eigenaar en haar assistente en
bekijken de woning. Ze vermelden trots dat het gebouw dit jaar een Turkse architectuurprijs heeft
gewonnen. Uitgebalanceerd met hout en beton, de kleine ruimtes groot makend. Een kamer heeft een raam
als wand en dat kijkt uit over Hiyoshi, een paar hoge torens steken uit boven de huizenjungle. De
plek waar we de schilderijen kunnen hangen is een soort ingebouwde binnenplaats, hoog en wit, met
beneden een raam als een widescreen waardoorheen je het groen van de tuin ziet. We pakken de werken
uit en plaatsen ze tegen de wanden. In voorgaande tentoonstellingen (TETEM kunstruimte, Enschede;
TAC, Eindhoven) wisten we een uitgebalanceerde, museale expo met veel ruimte voor de werken neer te
zetten. In deze ruimte - vloeroppervlak niet meer dan 10 tot 12 m2 - zal het compact moeten gebeuren.
We hangen het eerste werk en vandaaruit bepalen de werken min of meer hun eigen positie. Jeroen en
ik hebben veelal dezelfde opvattingen over hoe een schilderij moet hangen. Het schilderij van Yukako
Isobe waar ik in reproductie zo onder de indruk van was, is in het echt ook goed. Hoe Jeroen en ik
toch verschillen in het kijken en beoordelen van schilderijen uit zich in de beschouwing van dit
doekje. 'Wat er goed aan is, is de constructie,' zeg ik en ik wijs: 'En deze plek, daar zit en enorme
diepte in. Bovendien is de gelaagdheid en de transparantie van bepaalde kleuren en stukken goed.'
'Ik denk precies zo,' zegt Jeroen. 'Maar er zitten ook mindere stukken in,' en hij wijst naar een
paar vormen die inderdaad minder geconcentreerd geschilderd zijn. 'Deze stukken zijn slap, slordig
geschilderd.' 'Door die stukken zijn de gedeeltes die wel de concentratie hebben juist goed!' roep
ik bijna. Ik weet dat ik het schilderij niet kan kopen, omdat het al moeilijk genoeg was om geld voor
deze reis vrij te maken. Ik weet niet waarom ik de mensen in Nagoya de indruk gaf dat ik het doek wilde
kopen, was het omdat ze tegen ons opkeken? Waande ik me groter dan ik ben? Wilde ik indruk maken op
de jonge vrouwen? In ieder geval koop ik het doek niet. We voegen het wel toe aan de expositie. Dat
nee hier niet bestaat blijkt later. De eigenaar va Gallery Valeur bleek Mayako meerdere malen gebeld
te hebben of ze het geld wilde overmaken, uiteindelijk heeft Mayako het doek zelf gekocht.
We hangen de werken en we vinden het goed. In een oogopslag is TAOP hier helder zichtbaar, het hele
spectrum van de abstracte schilderkunst laten we zien. Het ie goed ook om de werken die we al maanden
geleden op basis van jpegs, soms op basis van atelierbezoek, hebben geselecteerd nu fysiek in handen
te hebben en ermee te kunnen schuiven, net zo lang tot het klopt. In die zin is het inrichten van de
tentoonstelling een belangrijk onderdeel van ons project, omdat het gaat om details die een doek
sturen in zijn betekenis.



























Terug in het hotel zoeken we het dakterras op. Planten, een echt stuk (hard) gras en uitzicht op de
snelweg die dubbellaags hoog de stad doorkruist. Op Andre's computer stuur ik berichtjes naar huis.
Ik teken wat in mijn dummy en we praten over de tentoonstelling. We bekijken op internet Japanse
kunstenaars die Mayako noemde, Kenjiro Okazaki, Lee Ufan. We nemen de tekst door die de curator
Yoshio Katoh schreef als inleiding voor onze discussie morgen. Jeroen drinkt twee blikjes bier en
rookt zijn sigaret. Andre neemt foto's. Katoh sensei zoals men hem hier noemt begint met de
geschiedenis van abstractie en stelt de vraag wat een abstract schilderij nou eigenlijk is. Een prima
uitgangspunt voor een discussie. Ik ben moe en verlang naar vrouw en kind. Op de trap zie ik een
grote kakkerlak. Ik stamp met mijn voet op de grond, het beest schiet weg, even later zit ie er weer.


Dinsdag 16 september 2014 - Yokohama/Hiyoshi/Yokohama

De opening begint om half drie, we hebben nog tijd om de triënnale te bezoeken. We willen hedendaagse
Japanse kunst zien. Via het Yokohama Baseballstadium lopen we naar BankArt, een kunstruimte in een
voormalig havengebouw. Kawamata ken ik van Dokumenta, als jonge academiestudent zag ik in Kassel zijn
favela gebouwd aan een beekje in het stadspark. Hij heeft hier een ruimte met pallets dichtgebouwd,
waarop zinderende projecties te zien zijn. Boven werken van Kenjiro Okazaki en Kodaï Nakahara, zij
vormen de basis van deze tentoonstelling, gevestigde namen, kunstenaars die al tegen de zestig aanlopen
of ouder zijn. De jongere generatie, onze generatie, is niet echt ruim vertegenwoordigd. Misschien moet
je hier als kunstenaar opklimmen en heb je als oudere kunstenaar eindelijk de status, de wijsheid, de
kunde, om vertegenwoordigd te zijn op grote kunstmanifestaties. Men lijkt veel meer op te kijken tegen
de oudere kunstenaars. In Europa, in Nederland is men juist op zoek naar de jonge kunstenaar, galeries
willen iemand jong brengen en ook - als ik naar mezelf kijk - kom je al jong in belangrijke kunstruimtes
en musea terecht (Witte de With, Bonnefantenmuseum). De jonge kunstenaars bij Gallery Valeur in Nagoya
moesten het met hele lage prijzen voor hun werk doen, laag beginnen. In Japan respecteert men vooral
de ouderdom, de wijsheid, men woont, zoals bijvoorbeeld ook Mayako, samen in huis met ouders en
grootouders. Dat is bij ons ondenkbaar.

Aan het water discussieren we over TAOP, we moeten meer een statement maken, een mission statement,
wie zijn we, wat doen we, wat willen we en waarom. We beperken ons niet tot verf op doek, het gaat
om de abstracte gedachte, het medium is een middel om die gedachte over te brengen. Dit moeten we
helder formuleren en ook heel specifiek, want wat ik hierboven heb opgeschreven is slechts een
algemene weergave van waar we heen willen.





























Casa Sakanoue is volgelopen met mensen, ik schat dat er zo'n dertig, vijfendertig mensen op de trap
zittten, die nu een soort tribune is. Jeroen en ik vertellen over de totstandkoming van TAOP en Andre
vertelt over zijn werk en zijn invalshoek binnen TAOP. Ik lees een stuk, het stuk over Merleau-Ponty,
voor uit ons concept. Daar draait het voor mij nog steeds om. Het dynamische waarnemen; je bent
tegelijkertijd beschouwer en onderdeel van hetgeen je waarneemt, je beweegt je in een omgeving en
daardoor verandert die omgeving en je waarneming. Je kunt dit perfect toepassen op de manier waarop
wij denken dat kunst gemaakt dient te worden. Dit stuk heb ik ooit opgeschreven als uitgangspunt
voor verder denken. Nu is het moment om de stap naar een bewuster denken over TAOP te maken, middels
tentoonstelling, discussies, essays etc. Dat Katoh sensei zich heeft verdiept in onze problematiek
is al heel wat, want meestal willen curators hun eigen visie projecteren op vrijwel alles, en zijn
de kunstwerken en dus ook de kunstenaars niet meer dan illustraties bij de concepten en strategieën
die ze uitwerken. Wat ik had gehoopt, een discussie over onze uitgangspunten met een Japanse
onafhankelijke curator die tentoonstelling heeft gemaakt met Lucio Fontana en de Italiaanse
Transavantguardia naar Japan heeft gehaald, komt niet uit de verf. Katoh sensei leest zijn tekst
voor en niemand stelt een vraag. Ik probeer nog een voorzetje te geven door het internet aan te
halen, dat nu alles bereikbaar is en op straat ligt, emoties en belevingen worden daardoor vervlakt
en wat wij met TAOP proberen is juist door te dringen tot de kern, tot de ware emotie, misschien wel
een spirituele beleving van de kunst. Men knikt en we begeven ons naar de ruimte waar de schilderijen
hangen. Dertig man in die krappe ruimte is veel. Jeroen en ik vertellen over de werken. Een kleine
man met witte haren en een baard, een verzamelaar, heeft het schilderij va Ray Moon gekocht en
vertelt een paar dingen over de werken, welke hij het beste vind in waarom. Alles wordt voor ons
vertaald, maar ik heb het gevoel dat in de vertaling veel details verloren gaan, en juist om die
specifieke details draait het eigenlijk. Het algemene verhaal is te vaak verteld en gehoord, wij
kunnen juist in details iets vernieuwends brengen. Dezelfde man vraagt ook waarom de meeste werken
geen titels hebben. Een goeie vraag, want ik vind dat elk werk een titel moet hebben, althans bij
mijn werken is dat zo. Daarmee stuur je een deel van de betekenis. Er zijn journalisten, verzamelaars
en kunstbeschouwers onder het publiek, maar behalve de man met de baard maakt niemand een opmerking.
De taalbarriere is waarschijnlijk te groot en misschien is het ook weer niet gebruikelijk in het
openbaar vragen te stellen aan kunstenaars? Later spreken de galerie-eigenaar en ook Katoh sensei
een dankwoord uit, veel aanwezigen zijn gekomen voor Katoh. Ik zeg ook dank, aan de galerie-eigenaar
en aan het publiek, dat met zoveel aandacht gekeken en geluisterd heeft, in tegenstelling tot
openingen in Amsterdam waar iedereen met de rug naar de werken gekeerd bier staat te drinken.
Jeroen en ik geven Ineke van der Pol, de cultureel attaché van de Nederlandse Ambassade, een
uitgebreide rondleiding door de tentoonstelling en Jeroen schenkt namens TAOP een schilderij aan de
ambassade. We spreken nog een tijdje met haar over mogelijke toekomstplannen en eventuele
ondersteuning. Ik voel dat ik uitgeput begin te raken door het praten, het verklaren van de werken,
onze ideeën voor het voetlicht brengen en dat in het engels, een taal die we wel beheersen maar niet
tot in de specifieke details. Vier taxi's staan klaar om ons via kronkelige duistere straatjes te
vervoeren naar een restaurant met een Michelin ster. Op het menu staat onder meer paling. Schijnt
hier een absolute delicatesse te zijn, ik denk aan het IJsselmeer waar ik regelmatig via Durgerdam
en Uitdam naar toe fiets, aan de fuiken die ik in het water zie. Paling genoeg. In de meer informele
setting proberen we nog eens Katoh sensei aan het praten te krijgen. Hij duikt weer de geschiedenis
in en komt met het clichematige lijstje Rembrandt, Van Gogh, Mondriaan, hij voegt er Dick Bruna aan
toe, die met zijn Nijntje volgens hembij Mondriaan aansluit. Nijntje is groot in Japan. Verder voert
de conversatie niet.


Woensdag 17 september 2014 - Yokohama/Tokyo/Hachioji-shi/Yokohama

Tijdens de reis in de JR-line schijnen we een aardbeving te hebben meegemaakt, we merkten er niets van,
wel voelde ik 's nachts trillingen gelegen op de futon in de eenpersoonskamer waar de futon precies in
past. Ik dacht dat het kwam door de vrachtwagens die over de hoge snelweg reden, maar het waren dus
voor- of naschokken van de beving. Niemand in de hele trein heeft er overigens iets van gemerkt,
iedereen staarde naar een bewegende duim over het schermpje van een smartphone of keek als een zombie
voor zich uit. Ik schat dat we elke dag zo’n drie a vier uur in een trein zitten. Dat maakt deze
Japantrip tot een uitputtingsslag. Na anderhalf uur stappen we uit bij Uenopark. Starbucks en dan een
het National Museum. Oude Japanse kunst, ik staar lang naar een Boeddhabeeld. Het lijkt te leven. We
hebben veel gesproken over de verschillen tussen Europese kunst en Japanse kunst, vanuit de geschiedenis.
Europa, waar sinds de Renaissance de mens in een wereld vol perspectief staat, Japan, waar de mens lijkt
te zweven in mistlandschappen, dat Japan in die zin een geschiedenis met veel abstractere beelden heeft.
Ik denk echter dat TAOP in de grond meer verwantschappen toont met de kalligrafie. De tekens zijn
intrinsiek abstract en leggen niets anders uit dan zichzelf, tegelijkertijd hebben ze een linguïstische
betekenis. Het kalligraferen, precies de juiste hoeveelheid inkt op je kwast nemen en daarmee in een
vloeiende beweging zo'n teken neerzetten. Dat is een zenachtige bezigheid, waarbij intuitie, kennis en
fysieke kunde samenvallen. Voor mij zijn onze schilderijen in het beste geval met dezelfde intensiteit
tot stand gekomen. In het maken zit het weten. Deze zin formuleerde Andre ooit in een interview met
mij. Jeroen heeft het over een esthetische kracht die cultuurverschillen overstijgt. Als je schildert,
een beeld maakt, zit je als het goed is op een dusdanig niveau van concentratie dat je bewustzijn een
connectie maakt met het bewustzijn dat buiten jezelf bestaat, dat dwars door de tijd heengaat en
verbindingen maakt met het bewustzijn van mensen aan de andere kant van de wereld, met mensen uit
een andere tijd - dat Jeroen bijvoorbeeld exact hetzelfde beeld maakt als Lee Ufan twintig jaar geleden,
zonder dat hij zelfs maar van het bestaan van Lee Ufan afwist is een bewijs misschien van het bestaan
van dit verspringende bewustzijn. Met TAOP zijn we op zoek naar die concentratie en alleen daarom al
is deze Japan-reis goed voor ons, want hier zien we dat kunstenaars de concentratie hebben gevonden:
niets heeft geen betekenis. Zelfs het niets heeft betekenis.

De terracottabeelden uit de zesde en zevende eeuw, die mee de graftombes ingingen, zijn abstract en
cartoonesk figuratief tegelijk. Mijn favorieten zijn twee beelden van dansende figuren, uit
pilaarachtige cilinders komen hoofden met bewegende armen. De hoofden zijn niet meer dan gaten in de
klei. Dit is een veel meer open en dynamische verbeelding dan Europa waar het Christendom alle
verbeelding zo'n beetje heeft lamgelegd. Dan zijn er alleen kunstenaars als Michelangelo die een piëta
zo ruw uit een blok marmer kunnen houwen dat je kunt zeggen: in het maken zit het weten.





























Een uur met de JR-line naar Shibuya, dit station is door Tadao Ando ontworpen zie ik later in een boek
terug. Nu worden we opgeslokt door de stripboek-achtige constellatie van wegen, bruggen, auto's,
vrachtwagens, mensen, veel mensen, winkels, gebouwen. De waanzin van Tokyo. Bij het bekende kruispunt
met de zebrapaden waar duizenden mensen tegelijk oversteken staan we een half uur te kijken. Time Square
in NYC is nog rustig vergeleken bij deze kakofonie. Hoge gebouwen, grote beeldschermen, harde muziek,
het gezoem van mensen. Dit gebied is de Kalverstraat maar dan 500 keer groter. We ontmoeten hier
Mayako. Ik ben zo van slag dat ik haar wil begroeten met zoenen op de wang. Zij blijft echter rechtop
staan en mijn hoofd beland op haar schouder, waar het even vertwijfeld blijft liggen. We nemen de
JR-line naar Haichi waar zij woont. Onderweg komen we langs een stadion, een opvallende
Vikingschip-achtige vorm. Andre herkent meteen de hand van Kenzo Tange. We nemen een taxi om het
stadion van dichtbij te bekijken en rijden nog verder naar het zakencentrum waar een van de laatste
werken van Tange staat, twee gigantische torens, perfect in verhouding met de omgeving. Het is een
ander verhaal dan de Zuidas waar ik als fietskoerier regelmatig kom, daar hebben de torens geen
samenhang, bovendien zijn ze de helft lager.

Uiteindelijk belanden we in Mayako's woning. Ze woont er met haar ouders en heeft zelf een apart
atelier dat ze deelt met haar oma. Het huis is gebouwd door een oom van Mayako, een bekend architect
ook in Japan. Ze laat ons boeken zien. Ik moet aan Donald Judd denken, de lege strakke kamers met veel
hout. Een lege kamer is Japans. Je bent als mens de invulling en tegelijkertijd stel je je als mens
nederig op door te buigen en geknield te zitten. We bekijken het atelier. Mayako laat zien hoe haar
Emaki's tot stand komen. Steeds werkt ze op twee meter van de dertig meter lange rol papier, daar
gaat ze intuitief op te werk, als een fysiek dagboek.






















De rust van de woning en het on-Japanse (Mayako heeft met ouders een tijd in Engeland gewoond) van
meubels maken me loom. Ik ben moe.


Donderdag 18 september 2014 - Yokohama/Tokyo/Narita

Jeroen is midden in de nacht opgestaan om zijn vlucht te halen. Andre en ik stappen onderweg naar
Narita airport uit op Tokyo Station. Na de jungle van kleine drukke straatjes is de wijde opzet van
dit gedeelte een verademing. Hier zijn avenues en hoge gebouwen a la New York. We lopen een half
uurtje rond en nemen dan de express trein naar Narita Airport. De reis van Yokohama naar Narita
duurt bijna drie uur, en al die tijd hebben we alleen maar stad gezien. Stel je voor: van Amsterdam
tot Maastricht alleen maar stad, stadse jungle. We stijgen op. Ik heb niet het gevoel dat ik Tokyo
ken nu. We zijn in feite uitsluitend onderweg geweest. De tentoonstellingen waren rustpunten,
concentratiemomenten in de waanzinnige trip waarin we voortdurend onwennige omhulsels waren van
onszelf. De reden dat ik naar Japan ben gegaan is voor mij om TAOP echt te laten gebeuren, het
fysiek te laten bestaan. Dat kan alleen als je er zelf bij bent, anders blijft het een idee in je
hoofd. Het idee is uit mijn hoofd, uit onze hoofden, in Japan tot leven gekomen. Ons werk is gezien,
mensen hebben erover nagedacht, het idee leeft door in hun hoofden misschien. En wij waren er, in de
dagdroom van Nagoya en in de voortsnellende realiteit van Tokyo. En ergens zullen onze beelden
interfereren met die van Japan.




BACK TO RAYMOND

BACK TO SUBSTITUTE