Als jeugdtrainer bij een arme club, en dat is Zeeburgia, vervul
je zowat tien functies tegelijkertijd: ik was trainer, coach, leider,
verzorger, soms zelfs grensrechter, regelaar van vervoer, vulde
wedstrijdformulieren in en vervulde de rol van bemiddelaar tussen
ouders die boos vroegen waarom hun zoontje niet speelde en mezelf.
Af en toe werd ik geholpen door een vader, maar op een gegeven moment
zei die dat ie een weekje naar Suriname moest, daarna heb ik hem
nooit meer gezien.
Mijn team speelde op de wijze die Van Gaal ooi geintroduceerd heeft bij
Ajax, dus met een inschuivende vier en een diep spelende tien. Als het
draaide waren we niet te stoppen, maar allerlei strubbelingen zorgden
ervoor dat we niet altijd ons beste spel vertoonden.
Wat moet een jeugdtrainer eigenlijk doen?
Hij moet jonge voetballers technisch beter maken, bijbrengen hoe in een
team gespeeld moet worden, hij moet de jongens zelf laten nadenken
over het spel, en hij moet zorgen dat iedereen plezier beleeft aan
het spelletje.
De jongens die ik onder mijn hoede kreeg waren gewend aan de doctrine
van Mike die met zijn basstem zowat elk balcontact coacht, voorzegt,
zegt wat er moet gebeuren. Volgens mij ben je altijd te laat als je
vanaf de kant coacht, bovendien moeten jonge spelers zelf leren
beslissingen te nemen. Vaak zag ik jongens naar mij kijken met een
vragende blik, ik zei dan niks. Ik was een rustige coach. Ouders die
zich langs de lijn druk stonden te maken, stonden te schreeuwen en te
doen vonden dat ik me meer moest laten gelden. Had ik geen zin in,
ook omdat ik vond dat het geen zin had: goeie voetballers maken zelf
de juiste keuzes, mijn taak was iedereen op de goede plek te zetten
zodat ze automatisch goed gingen spelen.
Ik schreeuwde niet, was niet streng, ging uit van de gedachte
dat iedereen zo goed mogelijk wil voetballen. Achteraf gezien had ik
een paar jongens gewoon weg moeten sturen, terug naar de C3 of de C4,
ze luisterden niet en dachten alleen aan zichzelf. Ze hielden zich
bezig met de scouts die regelmatig stonden te kijken, dachten aan een
carriere als profvoetballer. Ik weet niet wat ze dachten, iedere
jongen die voetbalt wil profvoetballer worden, dat wilde ik ook toen
ik veertien was. Gewoon lekker voetballen, dat is een motto dat niet
bestaat in de belevingswereld van de Zeeburgia-jeugd, dat is er door
Mike uit gebeukt, alles staat in het teken van beter worden, winnen,
presteren, kampioen worden, de stap naar een BVO maken.
Aan de ene kant hadden die gasten het keurslijf van de discipline nodig,
anders zou het een grote chaos worden, het waren kinderen die vaak uit
verscheurde gezinnen kwamen en veel tijd op straat in Zuid-Oost
doorbrachten, bijdehante straatschoffies die zichzelf kapot hard
vonden. Maar ik vond dat plezier het belangrijkste was en dat heb je
meer als je zelf beslissingen neemt en niet als er voortdurend iemand
in je oor staat te schreeuwen.
volgende pagina