maandag 29 mei 2006

Van Persie! Natuurlijk, waarom heb ik niet zelf aan hem gedacht?
Kuijt op rechts is wel aardig, maar niet geniaal. Nu ziet het er
opeens een stuk gunstiger uit.

Zaterdag opening gehad. Ik heb wat werk opgehangen in een etalage
van een kledingzaak, een vriendin van Paula. Schaufenster, in
eerste instantie vond ik het nergens op lijken, wat moeten mijn
schilderijen en collages in een etalage, ook al is het ding in
Berlijn, in Charlottenburg om precies te zijn, niet ver van de Ku-Damm.
Maar uiteindelijk blijkt het mee te vallen.

Er komen toch nog wat mensen op af, veelal bekenden van Paula.
Een regenbui barst los, de etalage is verlicht, het werk ziet er
niet onaardig uit. Judith, van wie de winkel is, heeft zich voorbereid
om mijn gedicht voor te dragen. Zelf scheet ik weer in mijn broek om
het te doen, bovendien vind ik het niets toevoegen, niet als ik het
zelf lees tenminste. Die Judith is een vrouw van, ik schat, een jaar of
dik in de veertig, ze is actrice, draagt bovendien graag voor.
Zo ben ik ervanaf, schijtluis dat ik ben. Het is niet het publiek,
praten voor een groep vind ik geen probleem. Voorlezen heeft iets
kunstmatigs, het is per defenitie niet spontaan, dat bevalt me er
waarschijnlijk niet aan. Toch ben je populair als je het doet, maar het
gaat mij niet om populariteit. Het zijn niet eens gedichten die ik schrijf.

Het publiek varieert van oude vrouwen tot een grappige Iranier, met
hem raak ik graag in gesprek. De man is klein, heeft een notenbruin
gezicht, borstelig zwart haar en kijkt bovendien lichtjes scheel. Hij
heeft een galerie in Kreuzberg gehad, dat was in de jaren tachtig en
negentig, nu is alles veel te duur geworden in Berlijn, dat heet: de
ruimtes, en is hij gestopt. Iran speelt ook op het WK, hij noemt wat
namen op van spelers, die ik ken. Arie Haan blijkt trainer te zijn
van de grootste Iraanse club. Om de man nog gunstiger te stemmen dan
ie al was voorspel ik een halve finale tussen Nederland en Iran. Hij
lacht en omhelst me. Een Hongaarse jongen, die weifelend Engels
spreekt, praat met me over hoe het is om als buitenlander in Berlijn
te leven. Hij zegt dat het goed is er te zijn, maar ook om weer weg
te gaan, dat zegt ook een Lets meisje, zelf begin ik er ook steeds
meer zo over te denken. Amsterdam is oke, dat blijkt steeds meer. Ik
dacht, het rauwe, het onbegrensde, het veranderlijke van Berlijn, dat
trekt me aan, maar eenmaal hier blijkt het me geen zak te
interesseren. Wel de ruimte, maar ook het verkeer begint hier
stressig te worden

Door de regen lopen we richting Savignyplatz, een plein waaraan
vroeger Hegel gelegen was, een Russische bar waar Paula toen ze nog
met Sergei was, na een fles wodka op de tafel ging dansen - die
tijden zijn voorbij: Paula is nu met een Spanjaard; Hegel bestaat
niet meer en ik drink zelden tot nooit een fles wodka leeg. Ik loop
met de fiets aan de hand onder een paraplu die een Duits meisje
omhoog houdt. We belanden in Diener Tattersal, een authentiek jaren
vijftig cafe, hier kwamen vroeger bekende acteurs, aan de foto's te
zien, die in overvloed aan de donkerbruine wanden hangen. De wanden
kleuren goed bij de ogen van dat Duitse meisje. Zij studeert net als
Paula in Frankfurt a/d Oder. Ze heeft mooi dunne polsen en draagt een
geraffineerde kleine horloge. We bestellen bier, dat goed smaakt. Als
het op literatuur aankomt vallen Duitse meisjes als een blok voor
Mulisch en Nooteboom, zij, Julia, is geen uitzondering. Mulisch is
haar favoriete Hollandse schrijver. Ik vertel dat ik hem wel eens zie
lopen door de Leidschestraat, met zijn neus in de wind, paraderen is
het meer, dat ik hem niet zo geweldig vind als hij zichzelf vindt.
Toch, ondanks haar voorliefde voor deze zichzelf verheerlijkende
Hollander vind ik haar erg charmant, ik druk me slecht uit - in
betere tijden zou ik in haar appartement beland zijn, wat daar dan
gebeurde, daar hoeft geen tekening bij. Ze woont in Friedrichshain
als je het wilt weten. Ik heb haar mijn nummer al gegeven. Zijzelf
heeft geen handy. Wat weer erg te waarderen valt, al dat mobiele
gebel, je wordt er zo langzamerhand behoorlijk gestoord van.

Paula vertelt over het ongeluk dat ze met Sergei‘s Saab had, ze
was zo dronken van de wodka dat ze niet eens wist dat ze een ongeluk
had gehad, ze reed gewoon door. Ik denk aan Cole. Ik denk aan haar.
Die Julia is wel mooi en zo, met haar ogen en netjes gekleed, maar
weet ze ook wie Michael Boogerd is? En wat zit ik vooruit te lopen op
zaken die niet eens zaken zijn, praten met een meisje in een sfeervol
cafe, dat betekent nog helemaal niets. Dat heet sociaal zijn,
converseren, interessant gezelschap vormen, niets meer dan dat. Paula
en ik eten worst en sauerkraut, smaakt met een glas bier erbij
helemaal niet stom. We zitten hier trouwens met een redelijk grote
groep, maar dat maakt me niks uit. Dit Tattersal zou een aardig
surrogaat voor De Pels in Amsterdam kunnen vormen, wat zeg ik, dit
cafe is duizend keer bruiner. En bovendien, zo vaak kom ik niet meer
in De Pels, de bediening is ook veranderd, daar zal het mee
samenhangen zeker. Als we naarbuitengaan omhels ik Julia, daarbij
valt mijn fiets om en verlies ik, zo later blijkt, mijn
fietssleuteltje. Ik zeg nog dat ze me moet bellen. Klungel.

In Courage nemen we nog een afzakkertje, dat cafe ligt dan weer
in Prenzlauerberg en heeft bekoorlijke bediening, een biertje. Ik
praat, half gelegen op een sofa, met Wolfgang, een vriend van Paula,
ook hij had vroeger een galerie, maar heeft zich net als Paula
(verbitterd?) van de kunstwereld afgekeerd. Die Wolfgang is een
knappere versie van Woody Allen, hij heeft iets melancholisch. Dat is
wat vrouwen blijkbaar aantrekt, want hij heeft drie vrouwen bij zich,
allemaal exen, die juist dit weekend bij hem logeren, daar word je
nou gek van. Het Letse meisje waar ik eerder, tijdens de opening, mee
sprak blijkt een jaloers ex van Wolfgang. Ze wilde weten hoe een lob
vanaf de eigen helft heet, we kennen de reuzenlob van Pele, maar die
ging er niet in.

De bal van Cocu in de laatste minuut van de competitie tegen NAC ging
er wel in, precies van de middenlijn. De mooiste goal van het seizoen
als je het mij vraagt. Cocu is overigens onmisbaar voor het Nederlands
elftal, ik maak me zorgen om het middenveld, of zorgen, dat is weer
wat overdreven - ik zou nu wel bij Zeeburgia in de kantine willen zitten
en wat ouwehoeren over de beste samenstelling van het middenveld, maar
ik zit er niet, ik zit aan een tafel in Paula‘s appartement, vier hoog,
Knaackstrasse 3, Prenzlauerberg. Paula zit aan haartafel en typt ook,
sneller dan ik.Ze gaat overmorgen naar Toledo, weg van de WK-waanzin in
Berlijn, om haar Diplomarbeit te schrijven - over Ernst Bloch, een
schrijver/filosoof (?) waarvan ik nooit gehoord heb. Dan zit ik hier
alleen en kan ik wellicht in mijn ritme gaan komen.



(meer 29 mei)