vrijdag 26 mei 2006
Ik word wakker in Berlijn, droomloos geslapen, maar wie wil dat
weten? Gisteravond aangekomen. Paula is mager, dat valt me op.
Ze is blij me te zien, dat wel. Ik ook, maar ik wil niet altijd
blij zijn.
Waarom wilde ik zo graag naar Berlijn? Weet niet. De stad trekt
me aan, tegelijkertijd heb ik een soort reisangst, of nee, geen
reisangst, gewoon geen zin om alles in Amsterdam achter te laten,
de poes en zo. Cole past op poes. We hebben samen geslapen maar
geen seks gehad, dat is beter zo, voorlopig. Alhoewel, het is
alweer drie jaar geleden dat ik naakt met een meisje ben geweest,
voor een gezonde Hollandse jongen is dat een ongunstige situatie.
Maar seks is niet alles, je kunt rustig een paar jaar zonder.
Waar vind je nog een vrouw met wie je over voetbal, wielrennen,
muziek, kunst en literatuur kunt praten? Wat zeur ik over vrouwen,
ik stuur haar wel een brief, trouwens ik heb haar vandaag gebeld,
het was goed haar stem te horen. Ze zei dat alles goed ging, dat
ze binnenkort beenmerg gaat doneren, een pijnlijke aangelegenheid
lijkt me. Paula heeft twee katten, Hammer en Sichel, ongedurige
beestjes, toch zijn alle katten eigenlijk hetzelfde.
Maakt het eigenlijk wat uit of je schrijft in het buitenland of
gewoon in Amsterdam? Ik denk het. Ich denke schon.
Maar ik heb geen zin in literatuurfilosofie. Viel gisteren gelijk
met mijn neus in de vieze boter, Paula moest naar een lezing. Het
was in een Joodse boekhandel, na afloop van de overigens niet
onaardige gelezen fragmenten, dienden er vragen gesteld. Dat leek
natuurlijk nergens op, altijd zijn er weer oude vrouwen die
belachelijke vragen stellen. Als ik schrijver was zou ik botweg
erop inhakken, die hele dooie bende opschudden en verward achter
laten. Maar ik ben geen schrijver, hooguit een krabbelaar van loze
gedachten. Daarna nog met de dichteres wat gaan eten, aardige vrouw.
Ik zei dat je nooit wat moest verklaren, uitleggen of wat dan ook.
Mijn Duits is nog niet wat het zijn moet, als het echt ergens over
gaat heb ik weinig te melden. Daar moet ik aan werken. Komt wel.
Toch moet ik een manier vinden om niet steeds over mezelf te
schrijven en toch goed te schrijven, fictie, daar ben ik niet goed
in, een boek met een plot en zo. Hammer zit op mijn schoot, wil
aandacht, krijgt die ook, wat dat betreft zijn poezen dankbare
dieren, aan de ander kant, ze kruipen bij iedereen op schoot.
Nuernberg, daar was ik. Een voetbaltentoonstelling, daarvan zijn
er duizend deze zomer in Duitsland. Verdomme, ik wil het Nederlands
elftal zien, de voorbereiding, de persconferenties met Van basten, de
interviews met de spelers, hoe staat het middenveld, wie speelt er
rechtsbuiten, de voorbeschouwingen, het slappe geouwehoer van Jack
van Gelder, Hugo Borst en Youri Mulder, de onverschilligheid van Van
Hanegem, Cruijff. Daar krijg je hier natuurlijk niks van mee.
Beckenbauer vind ik een stuk minder aantrekkelijk, en de problemen
van die Mannschaft interesseren me geen bal. Ik koop wel Nederlandse
kranten. Van de voetbalgekte hier nog niet veel te merken, en mensen
die gek doen snappen sowieso niks van voetbal. Mijn leven is voetbal,
ik hoor het mezelf nog zeggen. Onzin, mijn leven is meer dan voetbal,
maar je moet toch wat zeggen. Iedreen roept maar wat, nooit hoor je
eens een eerlijke mening, het is altijd hetzelfde gelul. Hoe komt dat
eigenlijk? Omdat het onmogelijk is genuanceerd te praten over waarom
je iets doet, laat staan te praten. Maar praten over voetbal is goed
te doen. Ik moet Ron bellen, kijken hoe het zit met Henk, wat zijn
plannen zijn, hoe het gaat met geld en zo. Het seizoen is zeer
gunstig verlopen, kampioen, gepromoveerd, volgend seizoen reserve
eerste klasse, dan zullen we wel niet alles gaan winnen. Hoe zal het
dan gaan? Als je wint loopt alles soepel, dan zijn er geen problemen,
iedereen lacht. Verlies je, dan is het een ander verhaal. We zien
wel
Ambitie en onverschilligheid, ze vertakken zich in mijn
bewustzijn, of verknopen zich tot een ondoordringbaar netwerk waar je
onmogelijk uit kunt ontsnappen. Nooit heeft een drijfveer de
overhand, altijd denk ik: 'het valt wel mee', of 'dit is niet alles',
je zou er nog gek van worden. Daarom zal ik waarschijnlijk nooit
super succesvol in de kunst gaan worden, simpelweg omdat ik niet
gedreven genoeg ben. Ik maak wel veel enzo, maar soms denk ikzelf:
'het is te makkelijk ' - dan moet je nog een stap maken, maar je weet
niet precies hoe. Berlijn heeft hier helemaal niks mee te maken. Een
stad bepaalt niet wie je bent, of wel? Waarom woon ik in Amsterdam en
niet in Neerbeek of in Zweden? Gemakzucht, gewoonte, ach. Onderweg
zijn betekent nergens zijn, en dat bevalt me vaak nog het beste,
daarom fiets ik zoveel. Dan ben je een tijdje niets. Pseudo-
existentialisme, je komt er nergens mee. Morgen verder, en
duidelijker graag.
(29 mei)