TUSSEN DE LICHTMASTEN
Raymond Cuijpers, 2010
We waren op weg naar een carriere als profvoetballer, hij bij Fortuna
en ik bij Roda, en we zijn beide halverwege afgehaakt. Bij Rick was
het de ziekte van Pfeiffer die hem de definitieve tik gaf, een enkelbreuk
gaf mij de duw in de richting van een leven buiten de stadions. We
bewoonden de bovenste twee kamers van een studentenhuis, in Boschpoort,
een grenswijk van Maastricht. Hij studeerde rechten, ik zat op de
kunstacademie. Hij was een dwingende middenvelder, ik een dromerige
rechtsbuiten, waarschijnlijk liggen in onze posities en de manier waarop
we die invulden de wortels van ons huidige bestaan: Rick is inmiddels
Director of Coaching bij Desert Elite in Arizona, zelf ben ik al weer
een paar maanden trainer af, en verkeer ik als abstracte schilder
in een relatief isolement.
Sinds ik naar Amsterdam was vertrokken hadden we elkaar uit het oog verloren,
hij belde me nog om te laten weten dat hij in Amerika zat, maar ik ging zo op
in de kunstscene van de hoofdstad dat het ondanks onze afspraak - we houden
contact - geen moment in me opkwam hem te bellen. Tien jaar na zijn telefoontje
typ ik in een melancholische bui zijn naam in op Google. Ik zie zijn kop meteen:
gebruind, afgetraind, zijn blonde krullen kortgeschoren. Ik stuur hem een mail
en vrijwel direct antwoordt hij. Op dat moment ben ik trainer van Zeeburgia C1.
Hij is hoofdtrainer van jeugdselecties bij Desert Elite Soccer en traint volgens
de Coerver-methode. We wisselen oefenstof uit en houden een discussie op gang
over de beste manier van coachen. Hij schrijft dat hij zijn pupillen moet
aanmoedigen om de acties die ze op het trainingsveld tot in de perfectie
beheersen ook in de wedstrijd uit te voeren, wat in schril contrast staat met
de manier waarop ik mijn jongens, bijdehante straatjochies uit Zuidoost, moet
sturen: ik moet ze temperen omdat ze anders eindeloos akka's en andere
straatvoetbalbewegingen blijven herhalen. Ik predik het combinatievoetbal.
Een paar maanden na ons hernieuwde contact komt Rick met zijn vriendin naar
Amsterdam. Ik zal hen ontmoeten op de Dam. Ik fiets na een wedstrijd vanuit
Oost naar het centrum. Het is koud, van de wedstrijd weet ik niet veel meer,
we wonnen, dat wel. Ik denk aan de wedstrijden die ik met Roda tegen Fortuna
speelde. Op een bijveld van De Baandert verloren we met 4-1 van de club waar
ik als jonge tiener steevast op de tribune stond - vak Noord, achter het doel.
Rick scoorde en kwam treiterend langs me rennen, wat hij naar me riep herinner
ik me niet goed, iets van: 'Zo doen we dat.' In ieder geval stond ik zwaar te
balen, ook omdat ik op dat moment besefte dat de jeugdopleiding van Fortuna
veel beter was dan die van Roda. Ik was op de fiets naar Sittard gegaan. Op de
terugweg - de weg die ik op zaterdagavond altijd fietste met een maat terug naar
Geleen, met in onze rug de lichtmasten van het stadion als bakens van een droom
in de duistere Limburgse nacht - wist ik dat ik nooit zo serieus met voetbal
bezig zou kunnen zijn als mijn schoolvriend, want dat was Rick toen al. Ik deed
het atheneum, hij was een gymnasiast. We speelden samen in het Limburgs elftal,
op maandagavond tegen andere provincies en met Hemelvaart of Pasen gingen we
naar Duitsland om daar toernooien te spelen waar we steevast alles verloren
omdat de Duitsers op fysiek selecteerden en wij de Hollandse School
vertegenwoordigden, maar daarvoor eigenlijk niet goed genoeg waren.
We studeerden af en het was Rick die er mede voor zorgde dat ik de kamer naast
die van hem kon betrekken.
Terwijl ik volgens de Bauhaus methode les kreeg op de academie volgde Rick de
weg die rechtenstudenten moeten bewandelen, hij stortte zich in het
studentenleven door vol voor de ontgroening te gaan van een dispuut dat zijn
basis kende in de kelder onder ons huis. We keken op zijn kamer - hij was de
enige met een tv in huis - naar Barend &Van Dorp en volgden nauwgezet, op het
manische af, het Dream Team van Cruijff, dat in die periode op zijn absolute
hoogtepunt was. Rick kreeg de ziekte van Pfeiffer en verdween een half jaar uit
huis. Na zijn herstel was hij Fortunaspeler af. Ondertussen maakte ik de
overstap van de A-jeugd naar het tweede van Roda. Rick keerde terug op het
veld bij Caesar, een zondagderdeklasser in Beek - de club die ooit met Vic Hermans
in de gelederen (een van mijn trainers bij Roda) om het kampioenschap van Nederland
speelde.
We begroeten elkaar en lopen richting mijn atelier aan de rand van de
Staatsliedenbuurt. Onderweg drinken we een biertje in Spanier & Van Twist.
In half Engels, half Nederlands, half Limburgs praten we. Over voetbal, over
het trainerschap, over Fortuna dat tegen een faillissement aanzit. De club werkt
nu haar thuiswedstrijden af in een troosteloos leeg stadion op een industrieterrein
tussen Geleen en Sittard, bezet de laatste plaats in de Eerste Divisie en kan al
maanden de spelerssalarissen niet meer ophoesten. De club met de beste
jeugdopleiding van Limburg is zo goed als dood. Ik neem een slok van mijn Wieckse
Witte en kijk naar Rick en zijn vriendin Rhonda. Rhonda is een blonde Amerikaanse
en Rick heeft nog steeds het door zijn jaren bij Fortuna gevormde fitte lichaam.
Op zijn kamer in Maastricht vertelde hij al over de expliciete loop- en fysieke
training die ze kregen, iets wat in die tijd - we spreken over eind jaren tachtig
- redelijk uitzonderlijk was. Van Bommel, die vier jaar jonger dan ons is, heeft
de basis voor zijn carrière ook op de atletiekbaan achter De Baandert gelegd.
Bovendien werd er gericht getraind op tactiek en systemen, iets wat ik me uit mijn
Roda periode nauwelijks kan herinneren - geen enkele trainer heeft ooit gezegd hoe
en waar ik moest lopen, misschien komt het omdat ik vaak te afwezig was, te veel
met mijn hoofd bij het leven van een jonge kunstenaar, om er iets van mee te krijgen.
Ricks trainer in de A-jeugd was Chris Dekker, een oase van rust volgens Rick. 'Hij
hamerde op het lopen zonder bal,' zegt Rick. 'Elke stap die je maakte op het veld
moest een bedoeling hebben.' Ik knik, dat komt overeen met mijn gedachten over voetbal:
je stapt nooit zonder idee het veld op, je wil de bal hebben en er iets intelligents
mee doen. 'Vooral de timing en manier, je weet wel de vooractie,' gaat Rick verder,
'van het loskomen en vragen in de ruimte werd er ingeramd tot je er doodziek van werd.'
Hij citeert Dekker: 'Kom niet te vroeg want dan trek je alleen maar tegenstanders mee
en wordt de ruimte te klein, kom niet te laat want dan heeft je teamgenoot met bal er
geen profijt meer van. Bewaak je diagonalen en afstanden.' Ook de omschakeling en het
vooruit denken waren belangrijk. 'Wat als we nu de bal hier verliezen, hebben we dan
voldoende mensen achter de bal? Als we nu hier in het middenveld de bal winnen, waar
spurt de voorhoede dan precies heen voor een snelle lange bal? Wat als we een vrije
trap krijgen, hoe kunnen we tegenstander dan verrassen met een snelle slimme trap
binnen twee seconden na het fluitsignaal voor de overtreding?' Ricks Nederlands is
verengelst, op de een of andere manier geeft hem dat iets volwassens, of komt het
omdat hij veel verstandiger praat over het trainer zijn dan ik?
Rhonda is ouder dan Rick en moeder van twee tienerzonen. Rick heeft de rol van vader
overgenomen. We grijpen in een schaal met borrelnootjes. Ik denk aan Chris Dekker, de
laatste wedstrijd die hij voor Fortuna speelde - althans zo is het in mijn herinnering.
Het was 1984. Fortuna speelde dat seizoen Europees en moest tegen Everton. Ik was elf.
Mijn vader loodste me zoals gebruikelijk zonder kaartje binnen. Een suppoost zag dat
niet zitten, wat leidde tot schelden tussen mijn vader en die suppoost. Ik beklom snel
de trappen naar de tribunes van vak Noord en daalde behendig tussen de mannen door
naar het hek beneden waar ik m'n neus tussen de spijlen van het hek door duwde, pal
achter het doel. Mijn vader stond met z'n lange lijf in het midden van het vak.
Everton was een maat te groot voor Fortuna en ik weet nog goed dat Chris Dekker slecht
speelde. Hij werd uitgefloten door het eigen publiek. Ik vond dat heel erg. Tijdens de
wedstrijd klom er een streaker over het hek. De naakte man werd meteen opgejaagd door
een politieagent met een herdershond. De man klom snel weer terug en bleef met zijn
ballen (leek het wel) haken aan de scherpe punten van de afrastering. Af en toe keek
ik omhoog naar de tribune om het besnorde hoofd van mijn vader te zien. Ik zag hem
meteen tussen de morrende menigte.
We verlaten Spanier. Ik ben aangeschoten, het bier en de opluchting die ik na een
wedstrijd steevast heb, zijn me naar het hoofd gestegen. Ik voel dat ik rode konen
heb. Niet alleen van de biertjes maar ook om het feit dat we puur over voetbal aan
het praten zijn, iets wat met mijn collega-kunstenaars niet lukt. Het is goed onze
loopbanen, die even parallel hebben gelopen, op deze manier van een retrospectief te
voorzien. Dat we beide tussen een academische wereld en de veel aardsere omgeving van
het voetbal pendelden bindt ons, meer nog dan het feit dat we dezelfde school bezochten
en in het zelfde huis woonden. Toch is Rick strakker. Ik bedoel, hij heeft meer de
absolute wil om te slagen, de ambitie, de energie om zich in te zetten voor een doel.
Ik ben naar binnen gericht, alles wat ik doe is gericht op mezelf, als trainer brengt
me dat in de problemen, daarbij komt dat ik perfectionistisch en tegelijkertijd
nonchalant ben.
Een kille decemberwind steekt op. We lopen door de Westerstraat naar het Marnixbad.
Rick gearmd met Rhonda. Ik met de fiets in de hand schuin voor hen. 'Wat miste je het
meest na je periode bij Fortuna?' vraag ik. 'Als speler voor de wedstrijd het veld
opkomen in het stadion van een BVO,' zegt Rick meteen. We passeren cafe Nol, waar
posters ophangen van een blonde Amsterdamse zanger. Nooit hebben we voor volle stadions
gespeeld, maar een leeg stadion is wellicht nog indrukwekkender voor de romantici die
we in wezen waren. De onderbezette tribunes herbergden de potentie van de massa, alles
moet nog gebeuren, de betonnen constructies met de kuipstoeltjes op de hoofdtribune en
het perfect stille veld waren voor ons ideaal om onze de toekomstige carrieres op te
projecteren. Het is dat stadion ook dat je het gevoel geeft dat hetgeen je doet
belangrijk is, ook al zit er geen hond: de architectuur bestemd voor twintig-,
dertigduizend man, de lichtmasten; het is er niet zomaar neergezet. Mijn vader was er.
We reden na de wedstrijd zwijgend van Kaalheide naar het station in Heerlen waar ik de
trein naar Maastricht zou nemen. Ik waardeer met terugwerkende kracht zijn stilte.
Rick had met zijn vader na de wedstrijd uitvoerige gesprekken waarin de wedstrijd
zowat van minuut tot minuut werd besproken. Zijn vader was ook zijn eerste trainer,
dat wil zeggen hij trainde het team waarin zijn zoon speelde bij Haslou, een kleine
club uit Elsloo. Bij Zeeburgia C1 zijn de vaders ofwel afwezig, of ze volgen gelaten
de verrichtingen van hun zonen, of - en dat zit me al een paar weken dwars - ze
reageren agressief wanneer hun zonen niet spelen. De vader van een speler, een kleine
jongen, kwam na een wedstrijd wild schuddend met zijn rasta verhaal halen en eiste
min of meer dat zijn zoon zou spelen. In de daaropvolgende wedstrijd heb ik de kleine
jongen opgesteld - om er vanaf te zijn - en hij speelde best goed. Maar ik zie hem in
de problemen komen als hij een heel seizoen tegen jongens moet spelen die een kop groter
dan hij zijn. Ik heb hem vooral opgesteld vanwege het beteuterde gezicht dat hij trok
toen zijn vader zo woedend werd. Ik wilde dat mijn vader trots op me was, ik heb de
kleine jongen laten spelen zodat hij zijn vader trots op hem kon laten zijn.
In het atelier lopen we uit een vanzelfsprekend soort van automatisme naar de versleten
Nikebal die er al jaren rondzwerft. Tussen de schilderijen voert Rick vlekkeloos de
'Cruijff' (kapbeweging achter het standbeen), de 'Rivelino' (stap-over), en de
'Van Basten' (schaar) uit, schijnbewegingen uit de school van Coerver. Ik maak de
beweging die als rechtsbuiten tot mijn repertoire behoorde, met lichaam naar links
dreigen en dan met buitenkant rechts de bal voorbij de tegenstander tikken, ik noem
'm de Van 't Schip. Ricks vriendin heeft zich met hete thee op de slaapbank genesteld,
tegen de verwarming aan. De schemering treedt in. Ik laat een paar schilderijen zien,
maar het duurt niet lang of we zijn weer terug bij Coerver. Zijn methode vind ik aan
de ene kant fantastisch, net als zijn adagium: 'Je moet je onder alle omstandigheden
kunnen handhaven aan de bal.' Anderzijds heb ik mijn bedenkingen bij de authenticiteit
van de jongens die als robots het hele scala aan bewegingen kunnen afwerken. 'Coerver
is veel meer,' zegt Rick licht geagiteerd - je merkt aan alles dat hij heilig gelooft
in het trainersvak en met een overtuiging en toewijding erover spreekt waar ik met
mijn relativerende houding bij afsteek als een zure cynicus. 'Het idee achter Coerver
is dat voetbal op eerste oogopslag wellicht 11 tegen 11 lijkt maar dat het in
werkelijkheid uit kleine reeksen van positiespelletjes bestaat van 1 tegen 1, 2 tegen 1,
2 tegen 2, 3 tegen 2, 3 tegen 3, 4 tegen 3 en soms 4 tegen 4. Het is veel meer een
manier van coachen dan een verzameling oefenstof. Het is een filosofie. Energiek,
complimenteus, positief, opbouwend.'
We bekijken op mijn Mac de Pyramide of Player Development: een driehoek met zes lagen.
De basis is Ball Mastery, daarna komt Receiving & Passing, Moves, Speed, Finishing, en
de spitse punt is Group Attack. Het klinkt volstrekt logisch en ik wil er ook in
geloven, maar elke nieuwe training met mijn jongens bij Zeeburgia maakt me duidelijker
dat mentaliteit en discipline de grootste doorslag geven. Waar Rick in Arizona staat
te genieten en jongens complimenten geeft als ze een beweging perfect uitvoeren en op
eigen initiatief deze beweging ook in de wedstrijd gebruiken moet ik mijn jongens in
Oost temperen en leg ik in positiespel en partij de regel twee keer raken op - dit om
te voorkomen dat er eindeloos akka's, prosi's en no-looks worden vertoond.
Over discipline en mentaliteit heeft Rick niet te klagen. De Amerikaanse
leeftijdgenoten van mijn boys betalen duizenden dollars om te mogen voetballen bij
Desert Elite en werken daarbij in Summer Camps aan hun voetbalkwaliteiten. Te laat
komen of ongein uithalen komt in Arizona niet voor, Ricks pupillen werken met een
devote inspanning aan hun toekomst als prof en hebben daarbij maar een ding voor
ogen: Europe. De ouders van mijn spelers hoesten met veel moeite de 175 euro
contributie op en de jongens trainen niet om beter te worden maar om te laten zien
dat ze al goed zijn. Misschien is dat ook het verschil tussen de Amerikaanse en de
Nederlandse (voetbal)mentaliteit. En ik mis het vermogen ze aan het verstand te
brengen dat dit een houding is die je niet verder brengt, tenzij je zo goed bent
dat je spelenderwijs door alles heenloopt. Ik hang de voor een trainer moeizame
visie aan dat iedereen voor zich zelf moet uitmaken of hij beter wil worden of wil
denken dat hij al goed is.
We praten tot diep in de nacht over Coerver, trainen en wat we in de bijna tien jaar
dat we elkaar niet meer gezien hebben zo'n beetje gedaan hebben. Rick is in 1996 naar
Arizona vertrokken, heeft daar een paar seizoenen gevoetbald bij Arizona Sahuaros
(twee divisies onder MLS) voor 200 dollar per wedstrijd plus winstpremies - wat
volgens Rick geen vetpot was, maar als je 4 wedstrijden per maand speelt en je wint
er twee dan kom je toch ruim boven mijn maandinkomsten als kunstenaar uit. Bij de
Suhuaros - het niveau is vergelijkbaar met de Nederlandse Hoofdklasse - werd hij
meteen aanvoerder en kon hij met gemak de nummertienpositie centraal op het
middenveld opeisen. Rick ging in die tijd met Rhonda en haar kids samenwonen in
the valley, tussen grote Suhuaro cactussen, palmbomen, met jankende coyotes in de
bergen en de uitgestrekte woestijn. Na nog op lager niveau gespeeld te hebben bij
wat ze in Amsterdam een vriendenteam en in Amerika weekend-warriors noemen, werd
Rick door Paul Mariner (Engeland, Arsenal, IpswichTown), inmiddels technisch
directeur van Desert Elite, benaderd voor een functie als trainer. Dat Rick laconiek
over zijn kapotte knie - hij scheurde alle kruisbanden af - heenstapt, maakt me bijna
afgunstig. Zelf ben ik trainer geworden omdat ik op mijn dertigste in een wedstrijd
een dubbele beenbreuk opliep. Na de operatie - in het OLVG werd een pen vanuit de
knie in het scheenbeen gezet - belde ik mijn vader en huilde ik als en kleine jongen,
en nu anderhalf jaar later trilt mijn stem nog steeds als ik het erover heb - omdat
de blessure in mijn hoofd als het einde van het zelf voetballen doorresoneert. Ook
omdat ik er een bijna bombastische symboliek aan vast heb geplakt door de beenbreuk
als een echo te beleven van de enkelbreuk tien jaar eerder bij Roda.
Rick en Rhonda slapen diep op de slaapbank. Ik lig te woelen in mijn slaapzak op het
selfinflating slaapmatje, dat me met slechts twee centimeter lucht scheidt van de koude
betonnen vloer. Wat maakt ons trainers? Willen we geen afscheid nemen van het voetbal?
Willen we iets overbrengen op jongere voetballers, zoals een vader zijn zoon dingen
wil bijbrengen? En hoe zou ik als trainer zijn als mijn spelers zo gemotiveerd en
leergierig waren als de jongens in Arizona (AZ, zoals Rick zegt)? Zou ik dan wel de
autoriteit zijn naar wie geluisterd wordt en voor wie de jongens door het vuur gaan?
Dat is een belangrijk aspect: een team kunnen smeden, de jongens kunnen bespelen en
motiveren, ze kunnen opladen voor een wedstrijd. Het is meer dan iedereen op de
juiste positie zetten. Ik pieker en draai, merk nauwelijks dat ik in een sluimer val.
Ik zie Rick in bad liggen, het bad van ons studentenhuis waarin werd gevreeen, gekotst,
gepist. Hij is in slaap gevallen van het lome hete badwater en schrikt na een uur met
een schok wakker omdat het water danig is afgekoeld. Ik ga naar de wc en pis in de pot.
In de spiegel boven de kleine wastafel zie ik een hoofd dat op dat van mij lijkt. Ik
ben teveel een egocentrische kunstenaar om trainer te zijn. Rick geniet wanneer zijn
jongens het goed doen, zijn eigen inbreng daarin vindt hij belangrijk maar is
ondergeschikt aan de ontwikkeling van zijn pupillen. Hij adopteert de Wiel Coerver-methode
en draagt die met volle overtuiging uit, terwijl ik de dingen zelf wil bedenken en
sceptisch sta tegenover alles wat niet rechtstreeks uit mijn hoofd is gekomen. Ik kruip
weer in de slaapzak en besluit dat ik het trainen op moet geven.
Na Ricks bezoek blijven we elkaar, soms met maandenlange pauzes, mails sturen waarin we
elkaar berichten uit onze werelden. Hij ontwikkelt zich tot Director of Coaching.
Bovendien richt hij een eigen voetbalschool op. Zijn oude club Fortuna blijft behouden
voor het betaalde voetbal, maar speelt in een troosteloos leeg Wagner&Partner stadion
aandoenlijk slechte wedstrijden en is verworden tot een club die niets meer te maken
heeft met het team waar ik als jonge jongen van droomde dat ik er ooit in zou spelen.
De club komt nog in het nieuws in verband met de 'belchinezen', mannetjes uit China of
contactpersonen van een enorm goksyndicaat dat de complete Eerste Divisie beheerst,
spelers worden betaald om ervoor te zorgen dat de uitslag die China wil zowat per
minuut naar China doorgebeld kan worden. Sindsdien wordt elke toeschouwer die eenzaam
met een gsm op de tribune zit angstvallig in de gaten gehouden. Dat dit soort figuren
en systemen vat hebben gekregen op Nederlandse voetballers zegt genoeg over de manier
waarop ze in het leven staan. Ik bedoel, als jij voor tienduizend euro een bal vakkundig
zonder opzet achter je eigen keeper weet te werken, wat doe je dan voor een ton?
Zelf ben ik eindelijk, zes jaar nadat ik het in de koude nacht op de bodem van mijn
atelier had besloten, geen trainer meer. Ik heb nog een rentree gemaakt als voetballer
bij AFC zaterdag 1. Ik voelde me als een debutant op het trainingsveld en merkte dat de
spierkracht in mijn bovenbenen in zes jaar tijd was gereduceerd tot bijna nul. Een bal
vanaf twintig meter strak op doel schieten lukte pas na maanden trainen. Na vijf jaar
trainerschap voelde ik weer de vrijheid van een speler, het lichte gevoel niet
verantwoordelijk te zijn voor een groep. Het niveau van de groep was hoog en het was
ook voor het eerst dat ik samenspeelde met jongens die een universitaire studie hadden
afgerond. Dat AFC een kakclub is nam ik op de koop toe, ook dat ik diep trapte op mijn
Zeeburgiahart - dat ik heb gekweekt door tien seizoenen te spelen bij de arme volksclub
en er vier seizoenen te trainen. Ik was voor even weer de beloftevolle rechtsbuiten toen
ik met een leep stiftje scoorde tegen WVHEDW, een oefenwedstrijd, maar voor mij de
belangrijkste wedstrijd van de afgelopen 15 jaar. Het besef dat ik iets onnatuurlijks
aan het doen was kwam toen ik in de laatste fase van de competitie, we waren al zo goed
als kampioen in de derde klasse, de vriendin van een teamgenoot, een guitig gekrulde
blondine met sproeten, aanzag voor zijn jongere zusje. Opeens kreeg ik mijn ware
leeftijd terug en zag ik in dat ik de vader van sommige teamgenoten had kunnen zijn.
Na dat seizoen werd ik weer trainer bij Zeeburgia, maar in de voorbereiding liep ik op
tegen dezelfde problemen die ik als beginnend trainer van de C1 kende: mijn gebrek aan
autoriteit woog zwaarder dan de voetbalkennis die ik mezelf toedicht. Na een week of
drie brak me plots het angstzweet uit; ik zag als een berg op tegen een seizoen lang
worstelen met een groep jongens waar ik me nooit echt in wilde verdiepen. Ik zegde op.
De club vond voor het begin van de competitie een vervanger die ik een paar weken
inwerkte, Julian Emanuelson, de oudere broer van de Ajacied met wie hij sinds die zich
een kort afro heeft aangemeten een ijzingwekkende gelijkenis vertoont. Ook in karakter.
Rustig, bedachtzaam, zelfbewust.
Ontgoocheld en opgaand in het verlies, zo ziet Rick er uit, gezeten aan een lange
biertafel met oranje shirt. Open mond, ongeloof, de Hollandse trainer in Arizona direct
na de finale in Zuid-Afrika. De foto's verschijnen op het scherm van mijn Mac dat alles
in een koeler en afgevlakt licht weergeeft. De Amerikaanse kranten zijn uiterst negatief
over het harde bijna niet Nederlandse spel. 'Spanning', mail ik Rick. Ik had het er met
mijn vader al over gehad. 'Ze waren erg gespannen,' zei mijn vader. En hij had gelijk,
zelden zo'n stijf van de zenuwen staand team gezien. Balgevoel, timing, passing, aannames,
alles was verdwenen. Je bent steeds een stapje te laat waardoor een tackle op de bal -
die je dus niet raakt - meteen op een aanslag lijkt. De finale keek ik thuis, zoals ik
alle wedstrijden van het Nederlands elftal thuis wil zien, ontdaan van alle zinloze
commentaren, de tv met het geluid uit, me puur concentrerend op het voetbal. Door de
wanden van onze woning heen resoneerden de reacties van buren, echo's van een
massahysterie die ik niet wilde horen. Ik keek het hele toernooi zonder geluid, geen
vuvuzelagezoem, geen huiskamerlyriek van voetbalcommentatoren, zelfs geen analyses van
de bondscoach of terugblikken van spelers. In deze stilte zag ik een Nederlands elftal
dat alleen door daadwerkelijk wereldkampioen te worden een geslaagd WK zou hebben, alles
minder dan dat zou een nare smaak achter laten. Ook overviel me het eigenaardige gevoel
dat het maar een voetbaltoernooi was, een gedachte die ik nooit eerder in mijn leven heb
gehad. Vanaf 1982 met Paolo Rossi, 86 (Maradona!), 90 (saai, met een ontluisterend
Nederland, Rijkaard/Voeller), 94 (Nederland-Brazilie zag ik met kramp in mijn buik op
een camping in de Ardennen), 98 (Nederland had het moeten worden, Bergkamp), 2002 (flarden
van het toernooi ving ik op in trekhutten tijdens een voettocht dwars door IJsland), 2006
(ik was in Berlijn, het episch centrum van de WK-gekte die groter en groter werd door een
ontbolsterend Duitsland) tot halverwege het toernooi van 2010 was het WK voor mij het
absolute hoogtepunt van een periode en bloeide ik als kunstenaar die zijn verleden als
voetballer omzette in abstracte kunst. Het was denk ik in de rust van Nederland–Brazilië
dat het belang van een WK, van het meemaken ervan uit me wegebde en werd gereduceerd tot
'het is maar een toernooi, het is maar voetbal'. Het beangstigde me. Was ik na ruim 25
jaar voetbal onderaan de put gekomen, die ik aanzag voor een onuitputtelijke levensbron,
waaraan je je blijvend kon blijven laven om eeuwig vijftien te blijven? Hoe komt het dat
ik opeens de ziel van het voetbal niet meer zag, of eigenlijk niet meer in me had?
Misschien was het juist de eenzaamheid die ik bewust had opgezocht die me deed huiveren.
De opluchting die het afscheid van het voetbal veroorzaakte, omdat ik niet meer vastzat
aan het stramien van trainen-trainen-spelen-trainen-trainen; ik was vrij, kon zeggen nu
ga ik een paar maanden naar Berlijn, of ik pak de rugzak en zie wel waar ik terecht kom,
die opluchting blijkt eerder een akelig duidelijk verdriet te zijn om nooit meer de
vrijheid te kunnen ervaren die je beleeft wanneer je een mannetje passeert, de achterlijn
opzoekt en met binnenkant wreef een perfect wegdraaiende voorzet produceert.
In het najaar begint Ricks voetbalschool aardig vorm te krijgen, hij stuurt me folders,
visitekaartjes, een uitgebreid Mission Statement en vraagt of ik hem in contact kan
brengen met het hoofd jeugdopleidingen van Roda. Hij wil jongens van zijn voetbalschool
stage laten lopen bij Eredivisieclubs en het lijkt hem verstandig dat te doen via mensen
die de club van binnenuit kennen. Ik mail hem terug dat ik het contact snel zal regelen.
Echter hoe grondig mijn banden met de club zijn afgesneden blijkt wanneer ik niemand kan
bereiken die mij nog zou kunnen kennen. Via de website stuur ik een mail, ik krijg een
antwoord terug met het e-mailadres van Rick Plum. Ik onderdruk een glimlach, waardoor
mijn gezicht waarschijnlijk een grimas vertoont.
Plum is de enige speler van mijn lichting die een contract van Roda kreeg aangeboden,
en dat ook gretig tekende. Hij was postbode en werd door de Kerkradenaren d'r postbuul
genoemd. Plum is begonnen bij Coerver. In de jaren tachtig keken we naar een serie op
tv waarmee Coerver zijn methode in Nederland wilde introduceren. Plum was een van de
jongetjes die tien miljoen keer de bal achter het standbeen haalden, mechanisch.
Coerver zei dat je balgevoel moest onderhouden en dat dat makkelijk kon door elke dag
duizenden aanrakingen te hebben met een tennisbal, op je kamer, op straat, in de tuin,
overal. Ik, en met mij vrijwel iedere jongen die ik kende (en waarschijnlijk ook die ik
niet kende), terroriseerden dagelijks ouders, meubilair, huisdieren en andere familieleden,
door urenlang als een waanzinnige te staan dansen op een tennisbal. Toen ik bij Roda
terechtkwam en ik Plum zag, zag ik Coerver, maar al snel bleek dat de roodharige bijter
een eenvoudige back was die het vooral van zijn inzet en felheid moest hebben. Ik was
een type dat moeilijk met zulke verdedigers kon omgaan en ik kan me herinneren dat ik
tijdens een training eens bewust een elleboog heb uitgestoken toen ik Plum vanuit een
ooghoek zag naderen om een tackle op mij in te zetten. Plum moest naarbinnen met een
bloedend gezicht. Hij speelde een aantal jaren in het eerste en is daarna afgezakt naar
MVV en Den Bosch. Hij werd trainer van de A1 en deed het daar zo goed dat hij nu samen
met Mark Luijpers assistent van Harm van Veldhoven is. Roda speelt, na bijna gedegradeerd
te zijn, opvallend goed; met dynamische middenvelders (Willem Jansen), een snelle
omschakeling en makkelijk scorend spitsen (Junker). Of daar de hand van Plum in te
herkennen is weet ik niet, in ieder geval heeft hij een aandeel in een geheel, een team,
een groep. Voor dat feit kan ik slechts respect opbrengen, omdat ik weet hoe moeilijk
het is jezelf weg te cijferen, en je dagen volledig in dienst te stellen van anderen.
Je bent dag en nacht bezig met het functioneren van de groep en als het erom gaat sta
je uiteindelijk aan de zijlijn.
Of ik enige indruk op mijn pupillen van Zeeburgia C1 heb achtergelaten weet ik niet.
Sommige jongens zijn bij profclubs terechtgekomen, maar het grootste talent, de jongen
in wie ik een prof zag, speelt bij Topklasser Huizen. Ik heb aan dat team niet veel
gedacht de laatste tijd, zoals ik veel van de jongens vergeten ben - maar op een dag
in november zie ik een bericht op internet voorbijkomen dat me schokt. Rene Kofi Osei,
door Ajax verhuurd aan Almere City, bedreigt een medespeler met een pistool. Deze jongen
was bij mij een stotterende back, ik vulde zijn naam altijd op het wedstrijdformulier
in als Rene Osei Kofi. Tijdens een hoogoplopende ruzie met ploeggenoot Christian Ghandu
haalt hij een pistool uit zijn auto en zet het tegen het hoofd van Ghandu. Ajax ontbindt
het contract met Rene. Ik denk aan de kleine jongen die bijna huilend van het veld kwam
in de rust van de uitwedstrijd tegen Haarlem C1. 'Trainer, u...u...u moet me wisselen,
trainer,' zei hij snotterend en stotterend. Hij was een eerstejaars C-junior en achtte
zichzelf verantwoordelijk voor de 2-0 achterstand die we hadden opgelopen. 'Jij blijft
staan,' zei ik en ik wilde vaderlijk een arm om hem heen leggen, maar daarvoor miste ik
de ontspanning. Rene behield zijn linksbackpositie en kon niet voorkomen dat we die dag
met een 4-2 nederlaag het complex aan de Jan Gijzenkade moesten verlaten. Hij was van
oorsprong een rechtsbuiten, maar ik vond hem voor die plek nog niet sterk genoeg. Hij
was klein, maar op een bijna amechtige manier fel en fanatiek, hij kon prima uit de
voeten op de backpositie. Tijdens de maandagtraining na die zaterdag werd hij geplaagd
door zijn teamgenoten omdat hij huilde. Hij gaf iemand een klap en iedereen begon te
lachen en we waren de nederlaag al na vijf minuten in de warming-up vergeten. Rene kwam
altijd alleen naar de club, daarvoor moest hij de metro nemen vanuit Zuidoost en bus 15
op het Amstelstation, naar de Kruislaan waar het complex van Zeeburgia ligt, tegen de
spoordijk aan. Als we hem na een avondwedstrijd wel eens afzetten tussen de flats van
Kraaiennest, durfde hij niet in het donker langs de garageboksen te lopen. 'Daar-daar
zitten junks trainer,' zei hij.
In een soort analyse die ik van elke speler tijdens de winterstop maakte schrijf ik over
Rene:
12. Rene Osei Kofi: linksback, rechtsback, rechtsbuiten.
Klein maar fel. Goede techniek en traptechniek. Goed in de combinatie. Is soms nerveus.
Heeft vertrouwen nodig van medespelers en trainers. Soms wat timide in de groep.
Brutaler worden. Mist de echte snelheid om rechtsbuiten te spelen. Goede instelling.
Regelmatig betrokken bij kleine relletjes. Klapt dan dicht. Werken aan snelheid en
zelfvertrouwen, voor de rest ben ik tevreden.
Niemand van de jongens, ook Rene niet, zal waarschijnlijk nog aan mij denken en omgekeerd
vervagen zij ook als polaroids in mijn hoofd. Het is nacht en stil in huis, vriendin en
zoontje slapen in de andere kamer. Het plein voor de woning is verlaten, het geluid van
een brommer klinkt. In Arizona is het nu middag. Ik schrijf Rick een mail: 'Ik mis het
meest de lichtmasten van de stadions, de vier bakens in de duisternis die je al vanuit
de spelersbus in de verte kon zien.'
.
Dit verhaal is eerder gepubliceerd in Hard gras 75
BACK TO RAYMOND
BACK TO RICK