uitzichtloos
duizend nachten zal ik slapen
meanderen zal ik
ik zal daarheen gaan waar de boomgrens is
ver weg van de vochtplekken op de muren
de stangen en de hamers
ik zal je loslaten
tot het leven mij treft
je omhelzen
en afscheid nemen
ik zal het huis herinneren
van het geluid van de deurknop
het dichtvallen van de deur
en de vertrekken en gangen
ik zal dwalen, zei ik je al
door de mierzoete herinneringen
die er waren,
er waren,
af en toe zal ik ontwaken,
uit de bewusteloosheid,
een slokje water nemen en een pijnstiller (wie neemt er nu geen pijnstillers?),
tot ik vergeten ben,
wat het verwrongen verlangen was,
tot je voor me staat,
en zegt: 1000 dagen geleden droomde ik van je,
je herkende me niet,
ik kijk recht tegen de zon in